China

In the first months of 1952 my father’s ship ss Overijssel arrived in Hong Kong. The backdrop was the Chinese Civil War and the Korean War (1950-1953).

ss Overijssel drawn by my father in his dairy.

My father noted the Dutch destroyer (Dutch: torpedobootjager) Hr. Ms. Van Galen in the harbour. This Dutch destroyer had patrolled the Korean waters for eleven months and had just started the journey back from Sasebo, Japan, on 21 January 1952 via Hong Kong. Just a year earlier China had intervened in the Korean War making it one of the first conflicts of the Cold War.

What my father witnessed in Hong Kong was a large influx of refugees from the mainland China, causing a huge population surge: from 1945 to 1951, the population grew from 600,000 to 2.1 million. 

After 1945 the British took over Hong Hong from Japanese occupation, but earlier plans for democratic reform for Hong Kong were dropped in 1952 by the British Cabinet.

Below text is copied from my father’s dairy written in 1952, at the age of 18. I left the interpunction as it is.

Hong Kong harbour, early 1950s.

Hong Kong harbour, early 1950s.


Toen ik nog klein was, lag mijn China achter de lange muur van Zorgvliet. Dat was de Chinese muur, dacht ik, daar achter moest het Chinese rijk liggen met allerlei mooie porseleinen vaasjes en poppetjes.

Ik had nooit gedacht dat ik nog eens in China terecht zou komen. Wat varen was, wist ik nog niet en van grote schepen had ik helemaal geen verstand. 
Ik had nog nooit zo’n schip gezien.
 Toch zat zwerven al in mijn bloed. Ik was vier jaren oud en had toen al interesse voor landkaartjes en sterren. En op school ben ik altijd één van de beste in aardrijkskunde geweest.

En nu liep ik dan in de straten van Hongkong.


De huizen zijn hoog en het is donker. Ik kan niet goed zien of de huizen in goede conditie verkeren. 
De winkels zijn allemaal open.
 Zij hebben prachtige neon verlichting.
 Overal zie je prachtige lichtreclames. China is een land, waar de kunst op hoog niveau staat.
 Prachtige linnen kisten met mooie houtsnij figuren kan je daar bewonderen.
 Mooi lakwerk en kunstig gemaakt porselein kosten daar heus niet zo duur.
 Een hoop koelies komen op mij af, ze hebben een karretjes achter zich en vragen of ze mij naar een dancing mogen brengen.
Ik weiger beleefd of reageer er niet op.
 Deze mensen doen hun dienst als trekdier en kunnen behoorlijk hard en lang lopen voor zo’n karretje.

Een troep Chinese kinderen lopen een hele tijd om mij heen. 
Zij duwen mij een papiertje in mijn handen, waarop in het Engels staat, dat hun moeder ernstig ziek is en of ik hun iets wilde geven. Of deze geschiedenis waar is, weet ik niet, maar het kan ook bedelaar-rij zijn. En als motief stoppen zij een briefje in je handen om medelijden op te wekken. Het was jammer, dat ik niets bij mij had voor de kinderen.
 Het waren hele kleine kinderen, die amper wat zeggen konden en op hun benen konden staan. 
Zij sprongen tegen mij op als jonge katten en dreunden steeds maar hetzelfde liedje op, misschien was het Engels of Chinees, ik kon het niet duidelijk verstaan.

Een paar straten verder kom ik een paar Javanen tegen, zij zijn in bonte kleuren gekleed en slaan best een goed figuur in Hongkong.
 Ik moest nu even oppassen, anders zou ik weer verdwalen en dat is nog gevaarlijker, dan in Genua. 
Ik liep de ene straat in en de andere uit, maar ik moest toch ook nog bedenken, dat ik terug moest. 
Aan de overkant van de straat is een bijeenkomst, een Chinese spreker houdt vol vuur zijn betoog.
 Ik dorst er niet naar toe te gaan om te luisteren, want het kon wel een communistisch betoog zijn tegen de blanken en als ik als blanke mij er bij zou voegen, zou het verkeerd met mij kunnen aflopen. 


Een paar Chinese meisjes lopen langs mij.
 Ik kijk hun even na, wat een verschil met het Westen. Hun haar is git zwart en ze dragen één lange grote vlecht. Hun gezichten staan strak en koel en hun ogen glinsteren gemeen. Hun kleren zijn van zijde gemaakt, een rok dragen zij niet, alleen maar een brede zijden broek. Een rok is de mode niet in China, je ziet daar geen enkele vrouw lopen met een rok. Een vrouw van tachtig draagt ook daar een grote zijden broek. In Holland staat zoiets gek.

Het gezicht van een Chinees doet aan een duivel denken. Hun ogen staan schuin en doen aan een kat denken, die zijn prooi bespringt. Hun huidskleur is geel, hun lichaam meestal tenger en mager. Een Chinees heeft een heel andere opvatting, als iemand uit het Westen.
Denk maar aan de oorlog in Korea. Met knuppels in hun handen vallen zij de Amerikanen aan en sneuvelen ze, er staan weer duizenden andere Chinezen voor in de plaats, die zich met ware doodsverachting doodvechten.
Een mensen leven is daar niet in tel. Krijgt een Chinees een ongeluk, niemand helpt hem en laat hem gerust doodbloeden. De Chinees gaat uit van dit standpunt, als iemand wordt gewond, gebeurt dit door het noodlot en niemand kan hulp bieden, want wie kan zich nu tegen het noodlot verzetten.

Daardoor vallen zij bij bosjes in Korea. Het noodlot treft hen dat ze naar Korea moeten gaan om te vechten en daar aan gehoorzamen zij en vechten zich dood. Vrees kennen zij daar niet, maar wel angst, daardoor doen zij daar zulke domme dingen.
Denk maar aan de Japanse vliegers, die met doodsverachting zich op de Geallieerden vliegers storten.

Hoe meer de Westerse beschaving daar komt, des te minder gebeurt dit daar. Dit is het voordeel van een Christelijke beschaving. Al geloven de mensen niet meer in een God, toch profiteren zij van de Christelijke beschaving, die heel anders is, dan de Oosțerse.

De Chinezen zijn koene zeevaarders; met hun kleine houten scheepjes, die hier jonken genoemd worden, varen zij heel de Archipel af. Op zo'n schip vaart een hele Chinese familie met een kat incluis. De vrouwen aan boord moeten zwaar werk verrichten. De Hollandse vrouwen klagen misschien wel, dat zij het zwaar hebben, maar zij zouden eens een keer op een jonk uren lang in de hitte moeten wrikken tot hun polsen lam waren of met hun handen de lading lossen of met storm op zo'n scheepje zitten.

Je kan aan het gezicht van deze vrouwen zien, dat ze zwaar voort moeten. Je ziet geen verschil tussen een mannen- en een vrouwen gelaat. Armoe heerst daar ook op grote schaal. Tientallen bootjes komen bij ons schip bedelen om eten, ze blijven een hele dag bij ons schip liggen, ook hout is welkom.
Handelaren komen hun waren verkopen aan ons schip.
Ik heb daar zo'n Chinees jonkje gekocht en een wandkleed met hertjes.

Een van de jongere matrozen haalde een laffe streek uit. Hij ruilde voor een pak sigaretten een paar beeldjes. Maar toen de Chinees het pak kreeg zat daar geen sigaretten in. De Chinees klom aan boord van ons schip en ging de matroos achterna. Hij gaf het snel terug, anders kon het wel eens anders met hem aflopen. Hij haalde een behoorlijke verschutting en dat voor een Hollander.

’s-Avonds kon je Hongkong prachtig verlicht tegen de bergen zien liggen. De top van een berg stak in de wolken en als je boven op die berg stond, kon je de vliegtuigen beneden je zien vliegen.
Er lagen verscheidene Hollandse schepen van de Java-China-Japan lijn in de haven, ook de Hollandse torpedobootjager "Jan van Galen", lag er.
Het haven leven was daar indrukwekkend.
Het zag daar zwart van de masten en daartussen door zag je de kleine bootjes wrikken. Vrouwen met vruchten komen langs de jonken venten. Als je aan dek staat, doe je daar niets dan kijken naar het levendige gedoe hier. Dan zie je weer een paar Chinese vrouwen ruzie hebben, waar ze elkaar voor uitschelden, is niet mooi meer.

Veel natuurschoon is er niet op dit eiland. Maar van het echte drukke Chinese gedoe krijg je nooit genoeg,

Je staat dan weer bij het eten te kijken, hoe zij met hun stokies de rijst naar binnen werken en waar dat eten uit bestaat. Dan zie je weer een paar Chinese jongens op zijn Chinees vechten.

Toen het schip China verliet, zei de slager tegen mij, bekijk het nog maar goed, want je zal er waarschijnlijk nooit meer terugkomen. Maar of dat wel waar is weet ik niet, want ik hoop maar dat ik het nog eens mag bezoeken, het is nl. een van de landen, waar je nooit genoeg van krijgt.